Ottoonse kunst
De Ottoonse kunst ontwikkelde zich uit de Karolingische cultuur. Deze bloeiperiode in de Duitse kunst vond plaats tussen ca. 925 en 1050. De naamgeving is te danken aan Otto I (936-973) en zijn opvolgers waarvan er eveneens twee Otto waren genaamd. Zij behoorden tot het Saksische huis (919-1024).

De St. Michael in Hildesheim
Na de dood van Karel de Grote kwam er chaos in het Frankische rijk. Pas in de tiende eeuw kwam er weer enige rust. Deze relatief rustige periode begon onder koning Heinrich (919-936), de eerste Saksische koning. Onder Otto de Grote nam de rust verder toe. Doordat de chaos uit het nabije verleden stabiliseerde kreeg men interesse voor de bouw van grote bouwprojecten. Rond het millennium werden vele grote kerken gebouwd. Ook de beeldende kunst kwam tot bloei. De politieke en culturele centra van het 'Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie' bevonden zich in het noordoostelijke Saksen. Ze hadden veel invloed op de rest van Europa. De belangrijkste miniaturenschilderschool bevond zich in Reichenau. Het Evangeliarium voor Otto III is daar waarschijnlijk vervaardigd.
De edelsmeedkunst kende in deze periode een opleving evenals het gieten in brons. Enkele bronzen meesterwerken die onder leiding van bisschop Bernward zijn gegoten voor de Sint Michael zijn zeer bekend.

beeldende kunst; detail
|