Ottoonse architectuur
De Ottoonse kerkarchitectuur is sterk beïnvloed door de Karolingische architectuur. Het oorspronkelijke grondplan van de abdijkerk St. Pantaleon in Keulen was op Karolingische voorbeelden gebaseerd. De westbouw van deze kerk is nauwelijks gewijzigd. Net als in de Paltskapel bevindt zich in de westbouw, een gereserveerde ruimte op de bovenverdieping van waaruit het hoogaltaar zichtbaar is. In de Paltskapel behoorde deze ruimte toe aan Karel de Grote.
De Karolingische en Ottoonse westwerken beheersen gewoonlijk het exterieur van de kerk. Een andere overeenkomst met Karolingische westwerken betreft de organisatie en vormgeving van de bouwlichamen; vaak bestaande uit een massieve vieringtoren, twee traptorens en een diepe voorhal. Nieuw is echter de geleding door lisenen. Rondboogfriezen accentueren de lisenen.

Westwerk St. Pantaleon
In een bijzonder snel tempo ontstond de Ottoonse kerkarchitectuur met zijn unieke stijlkenmerken. Uitgangspunt was de drieschepige basiliek met één of twee dwarsschepen. De viering onderscheidt zich van de schepen terwijl het middenschip vlak overdekt is. Het muuroppervlak van het schip is effen en ongeleed. Een decoratief effect werd vaak bereikt door in de bogen afwisselend rode en witte stenen te gebruiken.

Sint Michael in Hildesheim (1010-1033): exterieur
Rond het jaar duizend werden er vele Ottoonse kerken gebouwd, waaronder de Sint Michael in Hildesheim. De kerk heeft twee dwarsschepen, twee priesterkoren en twee apsissen. Onder de Westelijke apsis bevindt zich een half ondergrondse crypte. De Sint Michael in Hildesheim (1010-1033) behoort tot de hoogtepunten van de Ottoonse bouwkunst. De bouwlichamen aan west- en oostzijde zijn harmonisch op elkaar afgestemd. De dwarsschepen, vieringtorens en traptorens komen overeen, terwijl het westelijke koor veel groter is als het oostelijke. Zuilen en pijlers worden afgewisseld.

Sint Michael in Hildesheim: interieur
Deze afwisseling wordt gedempt door het gebruik van een basisvorm voor het grondplan. Het betreft vierkanten van dezelfde grootte. De viering bestaat uit één vierkant, het middenschip uit drie. Op de bovenstaande foto is goed te zien hoe de vierkante basiseenheden benadrukt worden door pijlers. Waar het middenschip grenst aan het zijschip zijn twee zuilen tussen de pijlers geplaatst. Op deze wijze ontstaat een gestructureerd ritmisch effect. Dit dubbele alternerend stelsel blijft lang nadat de Ottoonse periode is afgelopen in gebruik in de Saksische bouwkunst. Om deze reden spreekt men ook van een Saksische steunsysteem.
Een andere zeer bekende Ottoonse kerk is de de Sint Cyriakus in Gernrode. |