Periode
Tijdens de Renaissance maakte het middeleeuwse levensgevoel, geheel
in dienst van de religie en gericht op het hiernamaals, plaats voor
het zelfbewust mensbegrip, met gevoel voor aardse schoonheid, voor het
hier en nu. De mens wilde niet langer meer alleen maar geloven, hij
wilden ook weten. De Italiaanse kunst van de renaissance pleegt men
in te delen in vroege renaissance, 1420-1500, met centrum Florence,
de hoge renaissance, 1500-1530, in Florence, Rome, Milaan, en de late
renaissance, 1530-1600, ook wel maniërisme genoemd.
|